Het jaar is 1898. Héloïse, 9 jaar oud, komt uit een familie die behoort tot de anti-Dreyfus en antisemitische Parijse hoge burgerij. In een opstandige geest begint ze een liefdesrelatie met Maxime, een jonge Joodse journalist. Tijdens een hevige ruzie met haar vader krijgt deze een beroerte en overlijdt. Om haar bij Maxime weg te krijgen, nemen haar moeder Mathilde en haar neef Olympe Héloïse mee op een reis naar het Oosten. Na Caïro en de piramides varen ze de Nijl op en doorkruisen ze in een karavaan de woestijn.