In 1972 stortte een kolen afvaldam van de Pittston Company in aan het hoofd van een overvolle holte in het zuiden van West Virginia. Een muur van slib, puin en water scheurde door de vallei beneden en liet in zijn kielzog 125 doden en 4.000 daklozen achter. Interviews met overlevenden, vertegenwoordigers van vakbonds- en burgergroepen en functionarissen van de Pittston Company worden afgewisseld met echte beelden van de overstroming en scènes van de daaropvolgende verwoesting. Terwijl de redenen voor de ramp worden gezocht en onderzocht, stapelt het bewijs zich op dat bedrijfsfunctionarissen van tevoren op de hoogte waren van het gevaar en dat de dam in strijd was met de staats- en federale regelgeving. De Pittston Company bleef echter elk vergrijp ontkennen en hield vol dat de ramp een 'daad van God' was.